Leerlingen vinden het een feest om met spelteksten aan de slag te gaan. Het geeft hen houvast en tegelijkertijd ruimte om zelf een scène neer te kunnen zetten. In deze reeks van 4 artikelen leer je hoe je in jouw klas kunt werken met dialogen.
Wat is een dialoog?
Een dialoog is een gesprek tussen twee of meer personen, bestaande uit actie-reactie. Een speltekst op papier wordt een “kale dialoog” genoemd. Wanneer de dialoog uitgesproken wordt, spreken we van een “levende dialoog”. Hoe de dialoog gespeeld wordt, bepalen de spelbegeleider en/of de spelers.
Voor wie is een dialoog geschikt?
Over het algemeen worden spelteksten pas ingezet vanaf groep 5. De leerlingen kunnen makkelijk omgaan met geschreven tekst en de dialoog zit hen niet in de weg om vrij te kunnen spelen.
Toch kan het ook zeker interessant zijn om bij jongere kinderen met (simpele) teksten te werken. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan hun taalvaardigheid en woordenschat.
Werken in groepjes
Dialogen worden vaak gebruikt in tweetallen of kleine groepjes. Het samenstellen van een duo of trio tijdens een maakopdracht kan op veel verschillende manieren gebeuren. Lees ons artikel Groepjes indelen tijdens de dramales over het verdelen van de klas zonder strijd.
Spelregels voor het werken met teksten
- Start pas met de activiteit wanneer de leerlingen stil en geconcentreerd zijn.
- Wanneer er gespeeld wordt, zijn de anderen als publiek aandachtig.
- Er is respect voor elkaar. Kritiek op een speler mag als deze opbouwend is. Het helpt om het publiek vragen te laten stellen over een presentatie in plaats van (nare) opmerkingen te laten maken.
- Vraag na het spelen van een scène niet alleen wat beter had gekund, maar ook naar positieve aspecten.
- Sluit een presentatie altijd af met applaus.
Presentatie
Dialogen zijn bijzonder geschikt om te gebruiken als uitgangspunt voor een presentatie. De teksten kunnen centraal staan in de kernopdracht van de dramales. Zorg echter voor een goede opbouw van de les, dus start met een inleiding en warming-up. In de warming-up is het belangrijk dat zowel lichaam als stem opgewarmd worden. Wanneer je in de dialogen bijvoorbeeld aandacht wilt besteden aan het inzetten van emoties, is het aan te raden de leerlingen hier tijdens de warming-up al kennis mee te laten maken. Je kunt daarbij elementen uit de dialogen gebruiken. In het artikel Hup, doe een WUP! lees je over het belang van een goede warming-up.
Nabespreking
Een presentatie dient nabesproken te worden. Dit werkt stimulerend voor de spelers, geeft hen richting voor een volgend presentatiemoment en leert hen reflecteren op eigen werk en dat van anderen. De nabespreking vindt bij voorkeur direct na elke scène plaats. Houd de nabespreking kort en compact, zodat de vaart in de les behouden blijf. Stroomlijn het evaluatiemoment door vragen te stellen aan het publiek over bijvoorbeeld de verstaanbaarheid, ruimtegebruik, rolverdeling en scèneopbouw. Ga hierbij vooral in op de kernpunten die tijdens de les centraal stonden.
Let er op dat iedere scène ongeveer krijgt om nabesproken te worden. Voor de spelers kan het demotiverend werken, wanneer de evaluatie van een scène door bijvoorbeeld tijdgebrek aan het einde van de les afgeraffeld wordt.
Lees in onze volgende artikel meer over het werken met teksten in de dramales.