Aan het begin van het schooljaar ligt de focus op het vormen van een hechte groep en het vaststellen van positieve normen: hoe willen we met elkaar omgaan?
De Week Tegen Pesten (22 t/m 26 september) helpt scholen hierbij. Door een veilige omgeving en positieve sfeer bespreekbaar te maken en leerlingen bewust te maken van hun eigen verantwoordelijkheid in het creëren van een fijn leer- en groepsklimaat.
Dit jaar staat tijdens de Week Tegen Pesten het thema verbinding en schoolverbondenheid centraal: 'Kijk 's door een andere bril en zie: je klas is een team.’ Het doel is dat iedereen zich welkom, gehoord en gezien voelt in de groep.
In samenwerking met Kenniscentrum Omgaan met Pesten hebben wij twee dramalessen ontwikkeld over verbinding en je welkom voelen. De lessen hebben als doel de leerlingen uit te nodigen actief bij te dragen aan een positieve sfeer in de groep.
Veel plezier met de dramalessen!
Een warm welkom
Begin met een gesprek over wat het betekent om je ergens thuis te voelen. Gebruik vragen als:
Leg uit dat je welkom voelen betekent dat je merkt dat de andere kinderen en grote mensen, bijvoorbeeld de juf of meester, blij zijn dat jij er bent. Ze lachen naar je, zeggen 'hoi', willen met je spelen en je mag meedoen. Het voelt dan fijn van binnen, alsof je erbij hoort.
Vul dit eventueel aan met een kort voorbeeld en vraag de kinderen om andere voorbeelden:
"Stel je voor: Emma komt voor het eerst in de klas. Ze is nieuw op school en kent nog niemand. Haar nieuwe klasgenoot Sam zegt: 'Hoi Emma! Doe je mee met tikkertje als we straks gaan buitenspelen?' Emma lacht. Ze voelt zich blij. Dat is je welkom voelen."
Teken eventueel een gezichtje ter ondersteuning:
Koppel gevoelens, ervaringen en herkenbare vertrouwde plekken aan deze vraag. Je thuis voelen is dat je ergens bent en het daar fijn, veilig en vertrouwd voelt. Je weet waar alles is, wie er zijn, en je mag jezelf zijn. Je voelt je rustig van binnen, net als bij je huis of bij iemand waar je vaak bent en die je lief vindt.
Je kunt eerst zelf benoemen waar jij je thuis voelt.
De leerlingen staan in een kring. Je rent naar leerling 1 toe, bij voorkeur iemand die ver van je vandaan staat in de kring. Je klapt op elkaars handen. Je neemt nu de plek in de kring over van leerling 1. Leerling 1 herhaalt dit met de volgende leerling.
Wanneer dit goed gaat, kun je extra leerlingen activeren, door opnieuw naar iemand toe te rennen en op de handen te klappen. Op die manier rennen er stap voor stap steeds meer leerlingen tegelijkertijd naar elkaar toe. Door zelf met dit spel mee te doen, heb je controle over het aantal leerlingen dat actief is.
Tip: Doe de techniek van het op elkaars handen klappen eerst duidelijk voor.
Let op: Check op basis van jouw ervaringen of jouw groep sociaal veilig is en de kinderen zich voldoende vrij voelen om elkaar allemaal aan te raken.
In een groep waar het sociaal minder veilig is (zoals bij pestgedrag) of kinderen een drempel voelen om elkaar aan te raken, zou je er ook voor kunnen kiezen om de leerlingen niet op elkaars handen te laten klappen. Maar bijvoorbeeld elkaar te begroeten met een buiging, zwaai of knipoog.
Voor deze oefening is een instructievideo beschikbaar.
De leerlingen lopen door het lokaal terwijl er muziek speelt. Wanneer de muziek stopt, maken ze samen met een ander een houding of beweging waarin ze laten zien dat ze iemand verwelkomen. Laat de leerlingen hierbij creatief zijn: dit kan een handgebaar zijn, een glimlach of zelfs een pose zoals een open deur. Herhaal dit enkele keren, waarbij de leerlingen telkens andere tweetallen vormen.
Voor groep 1-2
Verdeel de leerlingen in tweetallen. Geef ze de opdracht om een ‘welkomstbeeld’ te maken waarin ze samen laten zien hoe ze iemand welkom heten. Dit kan een handdruk zijn, een knuffel (indien passend) of een andere creatieve pose. Laat elk tweetal hun beeld kort presenteren aan de groep.
Bespreek de welkomstbeelden na:
Voor groep 3-4
De leerlingen werken in groepjes van ongeveer vier personen. Ze maken een korte scène met als thema ‘Je hoort erbij’. Geef de leerlingen eerst enkele voorbeelden van situaties waarin je je wel of niet erbij hoort voelen.
Bijvoorbeeld:
Een aantal kinderen is aan het spelen. Een van de kinderen ziet dat iemand alleen over het plein loopt en vraagt: "Kom je ook meedoen?" Of: Er zijn kinderen aan het kleuren. Er komt een kind bij staan. Een kind ziet dat en schuift een stoel opzij en zegt: "Kom je hier zitten? Doe gezellig met ons mee". Dit zorgt ervoor dat iemand voelt dat hij of zij erbij hoort en onderdeel van de groep is.
De groepjes bedenken een simpel verhaallijntje over het thema ‘je hoort erbij’. Ze verdelen de rollen en repeteren de scène een aantal maal. De leerlingen mogen zelf kiezen of ze de scène met of zonder tekst spelen.
Hierna worden de scènes gepresenteerd.
Bespreek de scènes na:
De leerlingen staan in de kring. Gebruik een bol wol en geef dit aan een leerling. Die leerling zegt iets positiefs over een andere leerling en gooit of geeft de bol door, terwijl hij of zij het uiteinde van de draad vasthoudt. Herhaal dit totdat er een web ontstaat dat alle leerlingen met elkaar verbindt.
Bespreek de opdracht kort na:
Hang het gemaakte web symbolisch in de klas, bijvoorbeeld door het te fotograferen of de draad ergens op te hangen.
Verbonden
Begin met een gesprek over wat het betekent om je ergens thuis te voelen. Gebruik vragen als:
Leg uit dat je welkom voelen betekent dat je merkt dat de andere kinderen en leerkrachten blij zijn dat jij er bent. Ze begroeten je, kijken vriendelijk naar je, willen met je samenwerken en ze vragen je om samen met anderen iets te doen, bijvoorbeeld in de pauze. Het voelt dan fijn van binnen, alsof je erbij hoort.
Vul dit eventueel aan met een kort voorbeeld en vraag de kinderen om andere voorbeelden:
"Stel je voor: Moos komt voor het eerst in de klas. Hij is nieuw op school en kent nog niemand. Een aantal jongens uit de klas vraagt: Hé Moos, vind je het leuk om in de pauze mee te doen in de voetbalkooi? Moos lacht en zegt: ja leuk! Hij voelt zich blij.
Dat is je welkom voelen.
Koppel gevoelens, ervaringen en herkenbare vertrouwde plekken aan deze vraag. Je thuis voelen is dat je ergens bent en het daar fijn, veilig en vertrouwd voelt. Je weet waar je dingen kunt vinden, wie je daar ontmoet en je mag jezelf zijn. Je voelt je rustig van binnen, net als bijvoorbeeld in je eigen huis of bij iemand waar je graag bent, die je aardig vindt, waar jij jezelf kunt zijn en ontspannen voelt.
Vul dit eventueel aan met korte voorbeelden en vraag de kinderen om andere voorbeelden:
"Ken je dat gevoel als je op je eigen bank zit thuis op je lievelingsplek, met de anderen uit je gezin en jullie kletsen met elkaar. Dat voelt als thuis. Je hoeft dan niet bang te zijn of iets te doen wat je niet wilt. Je mag gewoon jij zijn."
"Als je op school bent en je weet waar je jouw spullen kunt opbergen of vinden, weet waar je plek of tafelgroep is, en de leerkracht zegt 'fijn dat je er bent!' – dan voel je je meer thuis op school."
Leg uit dat je verbonden voelen, betekent dat je je fijn en veilig voelt bij anderen, alsof je erbij hoort. Dat geeft je positieve en fijne gedachten:
Je zou dat voor je kunnen zien alsof er een onzichtbaar draadje is tussen jou en de anderen. Je voelt je samen in plaats van alleen. Je ervaart dat je belangrijk bent voor anderen.
Vul dit eventueel aan met korte voorbeelden en vraag de leerlingen om andere voorbeelden:
De leerlingen staan in een kring. Je rent naar leerling 1 toe, bij voorkeur iemand die ver van je vandaan staat in de kring. Je klapt op elkaars handen. Je neemt nu de plek in de kring over van leerling 1. Leerling 1 herhaalt dit met de volgende leerling.
Wanneer dit goed gaat, kun je extra leerlingen activeren, door opnieuw naar iemand toe te rennen en op de handen te klappen. Op die manier rennen er stap voor stap steeds meer leerlingen tegelijkertijd naar elkaar toe. Door zelf met dit spel mee te doen, heb je controle over het aantal leerlingen dat actief is.
Tip: Doe de techniek van het op elkaars handen klappen eerst duidelijk voor.
Let op: Check op basis van jouw ervaringen of jouw groep sociaal veilig is en de kinderen zich voldoende vrij voelen om elkaar allemaal aan te raken.
In een groep waar het sociaal minder veilig is (zoals bij pestgedrag) of kinderen een drempel voelen om elkaar aan te raken, zou je er ook voor kunnen kiezen om de leerlingen niet op elkaars handen te laten klappen. Maar bijvoorbeeld elkaar te begroeten met een buiging, zwaai of knipoog.
Voor deze oefening is een instructievideo beschikbaar.
De leerlingen lopen verdeeld in tweetallen door de ruimte. Als de muziek stopt, maken zij samen (zonder te overleggen) een beeld waaruit verbinding spreekt. Dit kan letterlijk, zoals door de handen of rug tegen elkaar aan te houden. Maar dit mag ook door bijvoorbeeld naar elkaar te kijken of lachen. Als de muziek weer start, lopen de tweetallen verder. Herhaal dit een aantal maal.
Maak groepjes van ongeveer 5 leerlingen. Ieder groepje bedenkt en repeteert 5 foto’s (stilstaande beelden) die een verhaal vertellen van verbondenheid.
In de eerste foto is een situatie te zien waaruit blijkt dat er geen verbinding is. Iemand voelt zich bijvoorbeeld buitengesloten tijdens het buiten spelen, is geen deel van het team op de sportvereniging of krijgt geen ruimte om ideeën aan te dragen tijdens het samenwerken aan een opdracht voor school. In de volgende foto’s wordt er stapje voor stapje verbinding gemaakt, waarbij uiteindelijk in foto 5 iedereen zich welkom voelt. Kom eventueel nog even terug op de introductie en het gesprek met elkaar over je welkom voelen.
Hierna worden de scènes aan elkaar gepresenteerd.
Bespreek deze kort na:
Elke leerling krijgt een strook papier waarop ze een positieve boodschap schrijven die past bij verbinding, zoals: "Je hoort erbij," of "Samen zijn we sterk." Verbind alle stroken tot een lange ketting en hang deze op in de klas.
Met de Toolkit ‘Ik denk me Sterk’ van Kenniscentrum Omgaan met pesten leren kinderen niet helpende gedachten herkennen en omzetten in helpende gedachten. Wanneer zij het spel vaker spelen, zullen zij positiever gaan denken en gemakkelijker voor zichzelf en een ander opkomen.
De leerlingen gaan spelenderwijs met anderen in gesprek aan de hand van associatie en helpende gedachten kaarten. Hierdoor ontdekken zij dat er naast verschillen, ook veel overeenkomsten zijn. De leerlingen worden uitgenodigd zich in de ander te verplaatsen en vanuit empathie te begrijpen wat de ander ervaart, beweegt en vindt. Hierdoor neemt het vertrouwen in de anderen om je heen toe.
Het spel draagt bij aan het scheppen van een divers en inclusief klimaat in groepen, waardoor leerlingen als individu en als groep beter gaan functioneren.
Lessenserie 'Ik denk me sterk'
Doel: het pesten bespreekbaar en inzichtelijk te maken
Lessenserie 'Een sterke groep'
Doel: een positieve sfeer in de groep
Lessenserie 'De kracht van woorden'
Doel: ervaren hoe sterk woorden kunnen zijn
Meer weten? Klik even op onderstaande knop voor meer informatie over onze lessen tegen pesten.