Aan het begin van het schooljaar ligt de focus op het vormen van een hechte groep en het vaststellen van positieve normen: hoe willen we met elkaar omgaan?
De Week Tegen Pesten (23 t/m 27 september) helpt scholen hierbij. Door een veilige omgeving en positieve sfeer bespreekbaar te maken en leerlingen bewust te maken van hun eigen verantwoordelijkheid in het creëren van een fijn leer- en groepsklimaat.
Dit jaar staat tijdens de Week Tegen Pesten het thema ‘Denk ff na! Als het om geklets gaat’ centraal. Welke invloed hebben kletsen en roddelen op een individu en op een groep? De boodschap is: Sta stil en denk na voordat je een verhaal gelooft en verder verspreidt.
In samenwerking met Kenniscentrum Omgaan met Pesten hebben wij twee dramalessen ontwikkeld over de kracht van woorden. De lessen hebben als doel de leerlingen uit te nodigen actief bij te dragen aan een positieve sfeer in de groep.
Veel plezier met de dramalessen!
De kracht van woorden
Vertel de leerlingen voor aanvang dat in deze dramales de focus ligt op de kracht van woorden. Start een gesprek aan de hand van onderstaande vragen.
Speel een rondje aardige-woorden-bal. Steeds als een kind de bal krijgt en de bal gooit naar een ander kind zegt deze een aardig woord. Complimenten in één woord dus, bijvoorbeeld mooi, sterk, lief. Schrijf eventueel de woorden op het bord of op een groot vel papier en teken er een blij gezicht bij. (voor groep 3 en 4)
Speel vervolgens een rondje onaardige-woorden-bal. Ook nu gaat het om steeds één woord zeggen, bijvoorbeeld stom, vies, huilerd. Let op, nu gaat de bal van jou naar een leerling in de groep en speelt de leerling de bal terug naar jou als leerkracht. De leerling zegt voor het teruggooien een onaardig woord. Jonge kinderen kunnen lastiger onderscheid maken tussen het spel en persoonlijk geraakt worden door onaardige woorden. Door deze aanpassing van het spel vang jij dit als leerkracht op.
Je kunt eventueel met behulp van dramatische expressie zichtbaar maken in je lichaamstaal wat het effect is van de woorden. Als je dit doet, vertel dan vooraf aan de leerlingen dat je gaat doen alsof, zodat ze kunnen ontdekken wat onaardige woorden doen. Word hierna weer je ‘vrolijke zelf’ en vertel dat je toneelstukje is afgelopen. Zo blijft het voor jonge kinderen duidelijk en trekken zij minder snel de conclusie dat zij jou als leerkracht verdrietig, bang of boos maken.
Schrijf eventueel aan de andere kant van het bord of vel papier onaardige woorden en teken er een verdrietig, bang en boos gezicht bij.
De leerlingen lopen vervolgens door het lokaal. Als de muziek stopt, zeg je afwisselend een aardig en onaardig woord. De leerlingen maken hier een passende houding bij. Als je de muziek weer aanzet, lopen de leerlingen door. Herhaal dit een aantal maal waarbij de leerlingen telkens een houding maken bij een ander woord.
Verdeel de leerlingen in tweetallen. De tweetallen lopen samen door het lokaal. Als de muziek stopt, zeg je een aardig of onaardig woord. De leerlingen maken met hun partner hier een passende houding bij. Ze werken hierin samen, zodat het beeld één geheel wordt.
Als je de muziek weer aanzet, lopen de leerlingen door. Herhaal dit een aantal maal waarbij de leerlingen telkens een houding maken bij een ander (aardig of onaardig) woord.
Tip: Veel van de opgeschreven krachtige woorden kunnen meerdere betekenissen hebben. ‘Slap’ bijvoorbeeld kan over zowel een fysieke als een mentale toestand gaan. Geef de leerlingen de ruimte om hier samen hun eigen interpretatie aan te geven.
Bespreek de opdracht kort na:
Voor groep 1-2
Geef ieder tweetal kort de tijd om een woord uit de vorige opdracht te kiezen. Dit mag zowel een aardig als onaardig woord zijn. Samen repeteren zij een stilstaand beeld passend bij dit woord.
Hierna worden de beelden aan elkaar gepresenteerd. Herkennen de leerlingen de woorden die uitgebeeld worden? Welk gevoel of welke gedachte krijg je als je naar het beeld kijkt? Wat zou het tegenovergestelde van dit beeld kunnen zijn?
Voor groep 3-4
Verdeel de leerlingen in groepjes van ongeveer 5 personen. Samen maken zij een scène van 5 stilstaande beelden (tableaus) rond een fictieve situatie waarin op een negatieve manier over iemand gekletst wordt.
Uitgangspunt daarbij is een negatief woord dat in deze dramales voorbij is gekomen. In ieder geval de volgende personages komen aan bod: slachtoffer, roddelaars, 1 of 2 personen die ingrijpen.
Hierna worden de scènes aan elkaar gepresenteerd.
De leerlingen hebben in deze les scènes ontwikkeld met fictieve situaties en personages. In de nabespreking kun je de situatie van positief en negatief over elkaar praten naar het eigen klaslokaal trekken. Je kunt hiervoor de volgende vragen inzetten:
De kracht van woorden
Vertel de leerlingen voor aanvang dat in deze dramales de focus ligt op de kracht van woorden. Start een gesprek aan de hand van onderstaande vragen.
Verzamel klassikaal krachtige woorden. Enerzijds woorden die een positief gevoel bij een ander kunnen veroorzaken. Complimenten in één woord dus, bijvoorbeeld mooi, sterk, lief. Schrijf de woorden op het bord of op een groot vel papier.
Verzamel aan de andere kant van het bord of vel papier woorden die een negatief gevoel bij een ander kunnen veroorzaken, zoals dom, klunzig, slap.
De leerlingen lopen vervolgens door het lokaal. Als de muziek stopt, staan ze stil in een houding die past bij één van de genoteerde krachtige woorden. De leerlingen mogen zelf weten welk woord ze kiezen uit beide verzamelingen. Als je de muziek weer aanzet, lopen de leerlingen door. Herhaal dit een aantal maal waarbij de leerlingen telkens een houding maken bij een ander woord.
Verdeel de leerlingen in tweetallen. Leerling 1 van ieder tweetal fluistert een krachtig woord uit de vorige opdracht in het oor van leerling 2. Leerling 2 luistert naar het woord en zet dit om in een houding of beweging. Bij het woord ‘mooi’ kan leerling 2 bijvoorbeeld stralend door het lokaal lopen; bij het woord ‘slap’ probeert hij of zij iets op te tillen wat niet lukt.
Hierna wisselen de rollen om: leerling 2 fluistert een woord in het oor van leerling 1. Ga hiermee door waarbij de rollen telkens omwisselen.
Tip: Veel van de opgeschreven krachtige woorden kunnen meerdere betekenissen hebben. ‘Slap’ bijvoorbeeld kan over zowel een fysieke als een mentale toestand gaan. Geef de leerlingen de ruimte om hier samen hun eigen interpretatie aan te geven.
Bespreek de opdracht kort na:
Verdeel de leerlingen in groepjes van ongeveer 5 personen. Ieder groepje kiest een woord uit de verzameling negatieve krachtige woorden, zoals ‘lelijk’. Ze kiezen een situatie plus personages die passen bij dit woord. In het geval van ‘lelijk’ bijvoorbeeld een modeshow met een presentator, modellen en publiek.
De groepjes maken een scène waarin gekletst wordt over iemand anders. Ze roddelen over een ander, en gebruiken daarbij het negatieve woord. Het publiek van de modeshow heeft bijvoorbeeld stiekem een gesprekje met elkaar waarin ze met elkaar bespreken hoe lelijk het model is.
De scène verloopt volgens de volgende structuur:
Let op: Het is in deze opdracht belangrijk dat de negatieve krachtige woorden impact op een persoon in de scène hebben. Het is dus niet de bedoeling dat er gekletst wordt over een vaas in een museum. Als de kunstenaar die de vaas gemaakt heeft ernaast staat, kan het wel.
Hierna worden de scènes aan elkaar gepresenteerd.
Bespreek de scènes kort na. Op welke manier had het krachtige woord effect op het personage? Stel dat het krachtige woord in de scène vervangen wordt door het tegenovergestelde, dus ‘mooi’ in plaats van ‘lelijk’, verandert de scène hierdoor? Zo ja, hoe? Wat denkt, voelt, doet of zegt het personage waarover gepraat wordt dan? En wat gebeurt er dan met de andere personages in deze situatie?
De leerlingen hebben in deze les scènes ontwikkeld met fictieve situaties en personages. In de nabespreking kun je de situatie van positief en negatief over elkaar praten naar het eigen klaslokaal trekken. Je kunt hiervoor de volgende vragen inzetten:
Bovenstaande dramales biedt mogelijkheden om de komende periode terug te komen op deze les.
Stimuleer de leerlingen te blijven oefenen met bewust nadenken als het om geklets gaat, keuzes maken die goed zijn voor jezelf en een ander en samen ingrijpen. Denk ff na! de titel van de campagne van de Week tegen Pesten zegt het al, gedachtekracht speelt hierbij een grote rol.
Je hebt geen invloed op de gedachten en het gedrag van anderen. Alleen op dat van jezelf. Jouw gedachten, gevoel en gedrag kunnen echter wel een effect hebben op je omgeving. Je kunt negatief geklets versterken en afremmen.
Voorbeeld: een klasgenoot komt naar school en heeft een heel ander kapsel, na een bezoek aan de kapper.
Voorbeeld: er komt een nieuwe leerling op school met een lichamelijke beperking. De leerling is klein van lengte en heeft een verkorte arm.
Geef de leerlingen rustig de tijd om de gedachten op de kaarten te lezen.
Met de Toolkit ‘Ik denk me Sterk’ van Kenniscentrum Omgaan met pesten leren kinderen niet helpende gedachten herkennen en omzetten in helpende gedachten. Wanneer zij het spel vaker spelen, zullen zij positiever gaan denken en gemakkelijker voor zichzelf en een ander opkomen.
De leerlingen gaan spelenderwijs met anderen in gesprek aan de hand van associatie en helpende gedachten kaarten. Hierdoor ontdekken zij dat er naast verschillen, ook veel overeenkomsten zijn. De leerlingen worden uitgenodigd zich in de ander te verplaatsen en vanuit empathie te begrijpen wat de ander ervaart, beweegt en vindt. Hierdoor neemt het vertrouwen in de anderen om je heen toe.
Het spel draagt bij aan het scheppen van een divers en inclusief klimaat in groepen, waardoor leerlingen als individu en als groep beter gaan functioneren.
Lessenserie 'Ik denk me sterk'
Doel: het pesten bespreekbaar en inzichtelijk te maken
Lessenserie 'Een sterke groep'
Doel: een positieve sfeer in de groep
Meer weten? Klik even op onderstaande knop voor meer informatie over onze lessen tegen pesten.