Nationale Voorleesdagen 2024

Wat leuk dat je meedoet met de Nationale Voorleesdagen!

De dramaoefeningen die we voor deze 'Help! Een verrassing!'-dagen hebben geselecteerd, hebben weinig tot geen voorbereiding nodig. En kun je dus direct in je klaslokaal, speelzaal of bibliotheek uitvoeren.

Soms is het prettig om een oefening met muziek te ondersteunen. Onze muziektips kun je vinden op de Les CD 1. Deze is hier te koop. Maar je kunt natuurlijk ook prima eigen muziek inzetten.

Veel plezier!

Suus en August zijn verschillend. Suus houdt van wilde dingen, August juist van rustige dingen.

De leerlingen zitten in de kring. Vraag hen welke dingen Suus graag doet. Ze kunnen hierbij uit activiteiten uit het boek putten (rennen, springen, ravotten, dollen), maar ook zelf ideeën aandragen. Vraag bij iedere activiteit één of meerdere leerlingen deze uit te beelden.

Herhaal de opdracht met August. Waar houdt August van? (lezen, schilderen, luieren)

Laat ook deze activiteiten uitbeelden.

Bespreek de oefening kort na. Wie voelt zich meer een Suus en wie voelt zich meer een August? Zou dat ook per dag kunnen verschillen?

Suus en August bewegen verschillend.

Bekijk samen de prenten op bladzijde 3 en 4. Welke verschillen zien de leerlingen tussen de manier van bewegen van Suus en August?

De leerlingen dansen door de ruimte. Wanneer je 'Suus' zegt, dansen de leerlingen als Suus, dus wild en druk. Wanneer je 'August' zegt, bewegen de leerlingen juist rustig.

Als de muziek stopt, staan de leerlingen stil.

Bespreek de oefening kort na. Vond je het fijner om als Suus of als August te bewegen?

August is bang dat Suus langskomt met iets groots en engs.

De leerlingen zitten in de kring. Vraag één van de leerlingen iets groots en engs uit te beelden. Dit kan bijvoorbeeld een gevaarlijk dier of een monster zijn.

Laat nu telkens een volgende leerling zich bij de vorige leerling(en) voegen. Het is belangrijk dat zij elkaar aanraken, waardoor het één groot en eng gevaarte wordt. 

Ga hiermee door totdat het gevaarte uit ongeveer 6 leerlingen bestaat. Hierna vormt een volgende groep leerlingen stap voor stap iets groots en engs.

Tip: Je kunt de leerlingen die vanaf de kring toekijken goed betrekken in deze oefening. Stel vragen:

- Waaraan kun je zien dat dit iets groots en engs is?

- Wat voor een geluid zou dit gevaarte kunnen maken?

- Kun je je voorstellen dat August bang hiervoor is?

- Hoe kan dit gevaarte nog enger worden?

August is zo bang voor de verrassing van Suus, dat hij zich verstopt. Maar Suus weet hem te vinden.

De leerlingen zitten in een kring. Eén van de leerlingen (Suus) zit in het midden met de ogen dicht. Je wijst nu een hoek in het lokaal aan. De leerlingen (August) sluipen allen naar die hoek. Suus raadt in welke hoek August is gaan staan.

Tip: Wanneer Suus moeilijk raadt in welke hoek August staat, kun je één van de groepsleden een geluid laten maken.

Suus en August willen graag samen spelen, maar willen ze wel hetzelfde doen?

De leerlingen zitten in de kring. Je wijst een leerling aan. Deze loopt naar een ander en vraagt: "Wil jij met mij...?" en vult een activiteit in, bijvoorbeeld hinkelen. De leerlingen beelden nu uit dat ze samen hinkelen en gaan vervolgens weer zitten.

Vraag nu een andere leerling iemand uit te nodigen voor een activiteit. Ga hiermee door totdat alle leerlingen aan de beurt geweest zijn. Stimuleer de leerlingen om telkens een nieuwe activiteit te verzinnen.

Bespreek de oefening kort na. Wat zou je kunnen doen of zeggen wanneer je geen zin hebt om iets samen te doen?

Wat zou Suus van plan zijn? Het is een verrassing!

De leerlingen zitten in de kring. Fluister de leerling naast je een activiteit in. Bijvoorbeeld: 'Wil jij met mij van de glijbaan glijden?' 

Deze leerling fluistert de zin in het oor van de buurman of buurvrouw. Zo gaat de zin de kring rond. 

Als de zin bij de laatste leerling aangekomen is, mag deze leerling de zin hardop uitspreken. Wanneer deze klopt, beeldt iedereen de activiteit uit. 

Herhaal dit een aantal maal met verschillende activiteiten.

Wat zit er in de doos? Een verrassing!

De leerlingen zitten of staan in de kring. Terwijl de muziek speelt, geven zij een denkbeeldige doos door. Als de muziek stopt, stoppen de leerlingen met het doorgeven. Degene die de doos op dat moment vasthoudt, kijkt erin en verzint iets wat er in zou kunnen zitten. De leerling zegt dit hardop. Daarna start de muziek weer en wordt de doos verder doorgegeven.

Je herhaalt deze oefening met een aantal leerlingen die allemaal iets anders in de doos zien zitten.

Tip: Je kunt in deze oefening ook een echte doos gebruiken. Dit werkt, vooral voor leerlingen die nog niet veel ervaring hebben met pantomime, drempelverlagend.

August en Suus fietsen samen naar de verrassing.

De leerlingen beelden zittend op hun stoel uit dat ze aan het fietsen zijn. Je geeft hen verschillende aanwijzingen die hun manier van fietsen beïnvloeden.

Voorbeelden:

• je hebt tegenwind
• je hebt meewind
• de wind komt van alle kanten
• het regent
• de zon schijnt heel hard
• je moet stoppen voor een rood verkeerslicht
• je gaat over een rotonde
• je rijdt door een stuk kauwgom
• je verliest je sjaal
• je stuur zit los
• je fietst over een drempel
• je bent verdwaald
• je rijdt door een diepe regenplas
• een vogel poept op je hoofd
• een konijn steekt opeens over
• je fietst op een hobbelige weg

Wie weet wil een aantal leerlingen een stukje van hun fietstocht presenteren.

Vrienden vinden het (meestal) fijn om samen te spelen.

De leerlingen staan verdeeld in tweetallen in de ruimte. Je noemt een aantal spelletjes en de leerlingen beelden deze samen uit. Ze mogen hierbij geen geluid maken. Vraag de leerlingen aan het einde van de oefening hun favoriete spelletje uit te beelden. 

Voorbeelden:

• bellen blazen
• voetballen
• hinkelen
• knikkeren
• touwtje springen
• verstoppertje
• stoepkrijten

Ik heb iets voor je...

De leerlingen staan in de kring. Leerling 1 geeft een denkbeeldig boeket door aan de buurman of buurvrouw. Dit gebeurt op een bijzondere manier, bijvoorbeeld met een buiging, een sprong, een zwaai of een pirouette. Vervolgens geeft de ontvanger van het boeket deze op speciale wijze door aan de volgende. Hiermee ga je door totdat het boeket de kring is rondgegaan.

August had de mooiste dag ooit.

De leerlingen zitten in de kring. Vraag hen hun ogen te sluiten en te denken aan hun mooiste dag. Wat zouden ze het allerliefste doen? Bijvoorbeeld naar een pretpark, een leuke film kijken of picknicken net als August?

De leerlingen openen nu hun ogen. Vraag één van hen wat zijn of haar lievelingsactiviteit is. Bespreek samen hoe dit het best uitgebeeld kan worden. Misschien kan een aantal leerlingen helpen om de mooiste dag te spelen.

Welke mooiste dagen kunnen jullie samen uitbeelden?