Striphelden

In deze les over striphelden ondervinden de leerlingen dat een held niet altijd sterk hoeft te zijn en dat heldendom ook in kleine avonturen kan zitten. Stap voor stap maken de leerlingen in groepjes een eigen beeldend stripverhaal, waarbij de techniek tableaus centraal staat.

Laat de leerlingen een aantal stripverhalen zien en bespreek wat voor hen typerend is aan een stripverhaal. Vraag ook welke striphelden zij kennen.

De leerlingen staan in de kring. Je noemt een geluid dat past in een stripverhaal, bijvoorbeeld “Beng!”. De leerlingen zeggen dit geluid om de beurt op de manier waarop zij denken dat die het meest passend is. Vervolgens geef je de leerlingen een emotie, zoals blij, boos, bedroefd, bang. Zoek hierbij naar zo groot mogelijke tegenstellingen. De leerlingen zeggen het geluid nogmaals, maar nu in de genoemde emotie, waarbij de emotie per persoon steeds een stapje uitvergroot wordt. 

Voorbeelden:

• Beng! – bedroefd
• Wow! – verliefd
• Ieks! – blij
• Haha! - boos

De leerlingen lopen door de ruimte. Je noemt een tegenstelling, die past bij een stripheld, bijvoorbeeld sterk en zwak. De leerlingen ontmoeten elkaar in tweetallen. Eén van hen maakt een beeld met een hoge status (sterk) en de ander direct een bijpassend beeld met een lage status (zwak). Ze spreken niet af wie welke status uitbeeldt, maar doen dit vanuit improvisatie. Wanneer het beeld af is, lopen ze verder en ontmoeten een volgende leerling. Herhaal dit een aantal keer met verschillende tegenstellingen.

Voorbeelden:

• Sterk en zwak
• Groot en klein
• Slim en dom
• Snel en langzaam
• Stoer en bang
• Bijzonder en gewoon

Muziek Les CD 1, nr. 8

De leerlingen worden verdeeld in groepjes van 5 à 6 personen. Ieder groepje krijgt een kaart met daarop het begin van een heldenverhaal (zie download hieronder). Met elkaar vullen ze het verhaal in, waarbij de hoofdpersoon een duidelijke heldenrol vervult. Je kunt ervoor kiezen de verhalen hierna voor te laten lezen.

De leerlingen maken in dezelfde groepjes met elkaar een scène, gebaseerd op het geschreven verhaal. Zij doen dit door het verhaal op te delen in 5 tot 8 duidelijke stukjes, die belangrijk zijn voor het verhaal. Van elk stukje maken zij een stilstaand beeld, zoals plaatjes in een stripverhaal. Uiteraard is het van belang dat de helden er duidelijk in naar voren komen. 

Bij de beelden die zojuist door de groepjes zijn bedacht, bedenken de leerlingen teksten. Dit kunnen teksten zijn als verduidelijkend onderschrift (zoals “drie jaar later”), tekstballonnen en geluiden. De teksten kunnen zowel door de leerlingen in het plaatje uitgesproken worden als door de leerlingen die niet aanwezig zijn in het betreffende plaatje.

Hierna worden de verschillende complete stripverhalen aan elkaar gepresenteerd. 

Bespreek met de leerlingen de les na. Welke eigenschappen van helden hebben ze ontdekt? Moet een held altijd sterk zijn? Harry Potter is bijvoorbeeld niet sterk, maar wel een held doordat hij bijzondere gaven heeft.

Wanneer je wilt, kun je op een later tijdstip op deze les terugblikken door middel van een beeldende opdracht. Je kunt de leerlingen bijvoorbeeld de voorkant van een stripboek over een eigen heldendaad laten tekenen.