“Kun je even komen helpen, juf?”
“Wij weten niet wat we moeten doen.”
“Meester, niemand wil de heks spelen.”
Komen deze reacties van leerlingen tijdens een maakopdracht je bekend voor? Vijf minuten geleden heb je de leerlingen in groepjes verdeeld en ze op weg gestuurd met een opdracht: Maak een korte scène zonder tekst waarin je een sprookje van begin tot eind uitbeeldt, die we daarna aan elkaar zullen presenteren.
Groepsdynamiek in de klas
Een deel van de klas is direct aan de slag gegaan en van een afstandje kun je zien dat ze hun ideeën om weten te zetten naar een theatrale scène. Een aantal groepjes verzandt in overleggen. Minutenlang wordt gediscussieerd over wat er het best gespeeld zou kunnen gaan worden, zonder over te gaan in het maken van een beslissing en het repeteren van de scène. Enkele leerlingen stagneren en lijken geen inspiratie te hebben. En sommigen botsen op persoonlijk vlak tijdens het maakproces en komen überhaupt niet aan de opdracht toe.
Maar wat is nu jouw rol als leerkracht tijdens deze fase in de les?
Je neiging zal misschien zijn om rond te gaan lopen; inspringen bij de groepjes die jouw hulp kunnen gebruiken. Maar je zult merken dat dan waarschijnlijk alle leerlingen opeens jouw inbreng nodig hebben. En wanneer je hun ideeën invult, ontneem je hen de kans om creatief te zijn en zelf spelsituaties te bedenken en te proberen. De beste plek voor jou als spelbegeleider is staand aan de kant, waarbij je actief betrokken bent, de situatie kunt overzien, maar de leerlingen wel de ruimte geeft zelf tot een eindresultaat te komen.
Jullie hebben nog 2 minuten!
Als kinderen blijven hangen in overleggen, volstaat het vaak om een tijdslimiet te geven. “Nog 2 minuten!”. Dit geeft de groep de urgentie om snel knopen door te hakken en actief aan de slag te gaan. Gebruik dit soort klassikale mededelingen alleen wanneer deze voor de hele klas gelden en van belang zijn. Anders haalt dit de leerlingen onnodig uit hun flow.
Wanneer je merkt dat leerlingen niet tot ideeën komen, kun je ze vragen naar je toe te komen. Wellicht hebben ze de opdracht niet begrepen en kun je met een simpele extra aanwijzing de inspiratie aanwakkeren.
Ook als er botsingen binnen een groepje zijn, kun je de leerlingen apart nemen. Meningsverschillen horen binnen een maakproces, maar wanneer dit het creëren in de weg staat, is het belangrijk deze uit de weg te ruimen, zodat ze constructief aan de slag kunnen. Vaak heeft een meningsverschil te maken met de rolverdeling. “Lize wil geen heks spelen, maar ik ben al Sneeuwwitje, dus zij moet wel de heks zijn.” Een belangrijk uitgangspunt in een dramales zou moeten zijn, dat iedereen zich gelukkig voelt bij de rol die hij speelt. Dat betekent niet persé dat dat de rol is die je het allerliefst speelt, want dat is niet altijd mogelijk. Het kan al helpen om de leerlingen een ruimer perspectief te geven. Is er echt een heks nodig in jullie scène? Is het mogelijk om drie dwergen te hebben in plaats van zeven? Past er ook een eekhoorn in jullie verhaal?
Een botsing kan ook te maken hebben met uiteenlopende ideeën binnen een groep. “Mark wil niet ons idee doen, maar wij willen dat allemaal wel.” Vraag de leerlingen eerst naar elkaar te luisteren welke ideeën er zijn. Is het misschien mogelijk een aantal ideeën te combineren? Of een manier te bedenken waarop toch iedereen tevreden is met het resultaat? Je zult merken dat er altijd een leerling in de groep is, die met een oplossing komt, zodat ze met nieuwe energie aan de slag gaan.
Hoe hebben jullie gerepeteerd?
Tijdens het presentatiemoment kun je vaak het maakproces terug zien in de verschillende scènes. Hier kun je op terugkomen bij de nabespreking ervan.
Hoe zie jij jouw rol als spelbegeleider tijdens een dramales? Waar loop je zelf tegenaan? Heb je nog andere tips om leerlingen tijdens het maakproces te begeleiden? Laat het ons weten!