Tableaus - één van de spelvormen in de dramales (artikel)

In het artikel ‘Een introductie in spelvormen’ hebben we al een beknopte uitleg gegeven over wat de verschillende basisspelvormen in onze lesmethode betekenen voor je dramales.

Een spelvorm (ook wel werkvorm of speltechniek genoemd) is het uitgangspunt van je dramales. Hoewel het mogelijk is om spelvormen te combineren, staat in onze lesmethode over het algemeen één vorm centraal per les. Dit betekent dat in zowel je warming-up als kern aan dezelfde techniek gewerkt wordt. Wanneer bijvoorbeeld pantomime de werkvorm in de kernopdracht is, heeft het weinig zin om deze vooraf te laten gaan door een stemwarming-up. Aangezien er alleen uitgebeeld wordt met het lichaam, kan er beter opgewarmd worden met een fysieke opdracht.

Iedere spelvorm vraagt andere technieken van spelbegeleiders en spelers. Omdat we merken dat de technieken soms vragen oproepen, hierbij een serie artikelen met telkens één spelvorm in de hoofdrol. Deze week: Tableaus!

Wat is tableaus?

De spelvorm tableaus wordt ook wel tableau vivant oftewel levend schilderij genoemd. De spelers bevriezen een bepaalde handeling, personage of situatie, waardoor een levend schilderij ontstaat. Hierbij wordt niet gesproken of bewogen. Tableaus is daardoor een laagdrempelige spelvorm, die al vanaf groep 1 ingezet kan worden. Ook voor minder ervaren groepen kan deze werkvorm een goede ingang tot spel geven.

Tableaus kunnen in een dramales of presentatie prima gebruikt worden als begin- of eindbeeld van een scène. Door de situatie te bevriezen kun je als publiek rustig kijken naar wat er gepresenteerd wordt. Daarnaast werkt de verstilling spanningverhogend. Je weet niet wat en wanneer de volgende stap zal zijn.

Aandachtspunten bij het begeleiden van tableaus

  • Net als bij pantomime is het noodzakelijk dat de leerling het beeld groot en helder neerzet. Omdat er geen tekst gebruikt wordt, is alleen op die manier duidelijk wat er bedoeld wordt.
  • Tijdens het bevriezen mogen de leerlingen uiteraard rustig door blijven ademen en met hun ogen knipperen. Laat de leerlingen in een tableau ook altijd op twee benen staan.
  • Het publiek kan de neiging hebben tijdens het presenteren van tableaus direct te reageren op het getoonde. Stimuleer de leerlingen om stil te zijn en pas na afloop van de presentatie te reageren. Achtergrondmuziek draaien tijdens de scènes kan spelers en publiek helpen om in de juiste concentratie te komen.
  • Voor kleuters kan het niet bewegen en stil zijn onnatuurlijk voelen. Help de leerlingen door het bevriezen logisch te laten lijken. Door er bijvoorbeeld een elfenstafje bij te gebruiken, dat de leerlingen omtovert in standbeelden.
  • Zoals bij alle spelvormen is het ook bij tableaus van groot belang dat je een goede warming-up geeft. Kies hierbij bijvoorbeeld voor een oefening als ‘Stop de dans’, waarin de leerlingen alvast gewend raken aan het stilstaan en weer in beweging komen.
  • Spreek met het publiek af hoe de tableaus gepresenteerd worden. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om het publiek voor elk volgend beeld de ogen te laten sluiten. Begeleid dit door middel van een klap in je handen. Op die manier ziet het publiek alleen het eindresultaat (het standbeeld) en niet de weg ernaar toe.

Een aantal oefeningen rondom tableaus:

Stop de dans

De leerlingen dansen door de ruimte. Wanneer de muziek stopt, staan de leerlingen zo snel mogelijk stil. Dit herhaal je een aantal keer.

Variatie: De leerlingen die na het stoppen van de muziek nog bewegen, zijn af en komen naar de kant. Dit herhaal je tot er één leerling over is.

Beeldentikkertje

De leerlingen bewegen door de ruimte. Eén van de leerlingen, de tovenaar, probeert de anderen te tikken, waarna ze in een standbeeld veranderen. De standbeelden kunnen weer verlost worden door een aanraking op de schouder van één van de andere leerlingen. Het spel is afgelopen wanneer alle leerlingen in een beeld zijn veranderd.

Variatie: Je kunt de leerlingen het soort standbeeld noemen waarin ze veranderen, zoals bomen of dieren.

Bewegend schilderij

Je verdeelt de klas in twee groepen. Deze groepen gaan tegenover elkaar staan en krijgen een paar seconden de tijd om met de ogen dicht in een stilstaand schilderij te gaan staan. Hierna doen ze de ogen open, zodat ze het schilderij van de andere groep zien. Beide groepen beginnen nu langzaam te bewegen, waarbij ze zonder te praten, transformeren naar het andere schilderij. Aangezien beide groepen bewegen, is het belangrijk de beginpositie goed in gedachten te houden.

Tip: Je kunt vooraf een thema noemen, zoals het strand, zodat beide schilderijen hierop geïnspireerd zijn.

Beelden maken

De leerlingen lopen door de ruimte. Zij kunnen op een gekozen moment zelf een beeld beginnen of aansluiten bij een ander beeld. De leerlingen besluiten wanneer ze verder willen lopen en opnieuw een beeld vormen.

Tip: Je kunt de leerlingen thema’s geven waarbinnen de beelden gemaakt worden. Bijvoorbeeld sprookjes, het weer of emoties.

Sprookjesfoto’s

De leerlingen worden verdeeld in groepjes van 5 à 6 personen. Elk groepje krijgt een sprookjeskaart. Van het sprookje wat hierop staat, maken de leerlingen met elkaar vijf stilstaande foto’s. Zoek naar momenten in een sprookje die belangrijk zijn voor het verhaal. Zoals bij Sneeuwwitje, het eten van de appel en de huilende dwergen om de kist. Hierna worden de sprookjesfoto’s aan elkaar gepresenteerd en mag het publiek raden welk sprookje uitgebeeld wordt.

Vragen over tableaus? Stel ze hieronder; we helpen je graag!