Spelen met voorwerpen in de dramales (artikel)

Voorwerpen kunnen op verschillende manier ingezet worden in een dramales. De twee belangrijkste manieren zijn binnen de werkvorm objectenspel of als rekwisiet.

Een werkvorm waar leerlingen van groep 1 tot groep 8 plezier aan beleven is objectenspel. Een speltechniek waarbij voorwerpen het uitgangspunt zijn. De leerlingen ontdekken op welke manieren je een voorwerp kunt gebruiken en dat een voorwerp een compleet andere rol kan spelen dan waar het voor bedoeld is. Objectenspel stimuleert de fantasie en het associërend denken.

Een aantal voorbeelden van oefeningen uit onze lesmethode in objectenspel:

Een doos met inhoud (groep 1-4)

De leerlingen staan in een kring. Ze geven een (denkbeeldige) doos door. Je vertelt bij elke ronde wat er in de doos zit. Dit beïnvloedt de manier van doorgeven. Voorbeelden: een konijntje, eieren, stenen, stinkdier, limonade.

Tip: Je kunt in deze oefening ook een echte doos gebruiken. Dit werkt, vooral voor leerlingen die nog niet veel ervaring hebben met pantomime, drempelverlagend.

 

De grote ontdekking (groep 7-8)

De leerlingen worden verdeeld in groepjes van 3 tot 5 personen. Per groepje krijgen ze een voorwerp. Dit mag voor elke groep een ander voorwerp zijn of voor elke groep hetzelfde. De leerlingen bereiden een scène voor, die zij aan elkaar presenteren. De personages in de scène zijn “vreemde” wezens, zoals een groep aliëns, bosjesmannen of piraten. In de scène ontdekt de groep voor het eerst het voorwerp, test het op verschillende manieren en komt tot een oplossing. De leerlingen mogen geen tekst gebruiken, maar wel geluiden maken passend bij hun personage.

 

Dit is een… (groep 5-8)

De leerlingen zitten in groepjes van 5 tot 7 personen in een kring. Elke groep geeft een voorwerp door, bijvoorbeeld een pen, liniaal of een emmer. Iedere leerling vertelt kort wat het voorwerp volgens hem of haar is. Dit kan alles zijn, behalve wat het echt is. In het geval van een pen, zou het bijvoorbeeld een afstandbediening voor ruimteschepen kunnen zijn.

Tip: Stimuleer de leerlingen hun fantasie te gebruiken en zich te laten inspireren door het voorwerp.

 

Voorwerp in de hoofdrol (groep 5-8)

De leerlingen worden verdeeld in groepjes van 3 tot 5 personen. Per groepje krijgen ze een voorwerp. Voorbeelden: slinger, boek, ballon. Dit mag voor elke groep een ander voorwerp zijn of voor elke groep hetzelfde. Het voorwerp is het uitgangspunt van een scène zonder tekst, die de groepjes voorbereiden. Hierbij wordt het voorwerp op een andere manier gebruikt dan dat het bedoeld is. Een paraplu wordt bijvoorbeeld een parachute of een kwal.
Belangrijk is dat het voorwerp de inspiratiebron van de scène is en niet alleen als aankleding gebruikt wordt. Zorg ervoor dat wie, wat en waar duidelijk zijn. Hierna worden de scènes aan elkaar gepresenteerd.

 

Is dit een hoed? (groep 3-6)

De leerlingen zitten verdeeld in tweetallen in de ruimte. Ieder tweetal heeft een hoed. Om de beurt pakt een leerling de hoed en beeldt een handeling uit met de hoed, waardoor deze een ander voorwerp wordt. Hierbij mag geluid gebruikt worden. De andere leerling raadt welk voorwerp uitgebeeld wordt.

Rekwisieten hebben een andere functie binnen een dramales. Deze zijn niet het uitgangspunt of inspiratiebron binnen een les, maar een aankleding bij een personage of scène. Het geeft de spelers houvast om hun rol en spelsituatie neer te zetten en het creëert duidelijkheid voor het publiek. Het werkt fijn om binnen de school een rekwisietenkist samen te stellen met algemene voorwerpen die tijdens de dramales gebruikt kunnen worden. Een telefoon, wandelstok en sleutelbos passen hier bijvoorbeeld prima in.
Ook tijdens een grotere presentatie zijn rekwisieten, naast decor en kostuums, van belang in de vormgeving.

Een aantal tips voor het gebruik van rekwisieten:

  • Zorg ervoor dat de rekwisieten veilig zijn en goed te hanteren voor de spelers. Een kleutergroep laten spelen met zwaarden is niet handig.
  • Zelf rekwisieten maken geeft de leerlingen vaak veel voldoening. Koppel een les beeldende vorming aan een dramales en maak op die manier de benodigde rekwisieten voor de spelscène. Wees er wel op bedacht dat deze rekwisieten kwetsbaar zijn en waarschijnlijk het einde van de dramales niet halen.
  • Rekwisieten horen het spel niet in de weg te staan. Als een wandelstok constant valt of een mobieltje alle aandacht opeist, is het belangrijk te bekijken of het rekwisiet zijn doel dient. Een rekwisiet is niet het belangrijkste in een scène, maar een toevoeging om het spel te versterken of verduidelijken. (Tenzij het bijvoorbeeld een schatkist is waar een groep piraten naar op zoek is.)
  • Teveel rekwisieten in een scène zorgt voor chaos. Zoek naar wat echt nodig is en vind hierin balans.
  • Het mimen van een rekwisiet is natuurlijk ook mogelijk. De speler doet bijvoorbeeld alsof hij staat te bellen met een mobiel. Het gebruiken van zowel echte als gemimede voorwerpen in een scène is stijlbreuk. Maak een duidelijke keuze hierin.

Gebruik jij voorwerpen in je dramales? En zo ja, wat zijn de favoriete spullen?