Taalontwikkeling in de dramales (artikel)
Over hoe je op een speelse manier aan de taalvaardigheid van je leerlingen kunt werken.
Drama is de ideale manier om te werken aan de taalvaardigheid van leerlingen. Het bevordert de communicatie van kinderen, het vergroot de woordenschat en het geeft vrijheid om creatief met taal bezig te zijn. Een tekst beleven en spelen geeft veel meer begrip dan deze alleen lezen of horen.
Communicatie tijdens de les
Tijdens een dramales vindt enorm veel communicatie plaats. Vanuit jou als spelbegeleider, bijvoorbeeld tijdens de inleiding van de les en de instructie bij de oefeningen. Maar natuurlijk ook bij de leerlingen zelf. Naast dat zij taal gebruiken in de spelsituaties, wordt er voortdurend overlegd tijdens de samenwerkingsmomenten en feedback aan elkaar gegeven.
Het vergroten van de woordenschat
Als leerkracht kun je een dramales heel bewust inzetten om de woordenschat van de leerlingen te vergroten. Werk je bijvoorbeeld rondom een bepaald thema, dan kun je gericht op zoek gaan naar woorden binnen dit thema die de leerlingen uitdagen om in spel te gebruiken. Je zult merken dat de begrippen hierdoor beter blijven hangen, doordat ze gespeeld, gevoeld en daardoor tastbaar geworden zijn.
Spelen met taal
Drama stimuleert leerlingen om creatief met taal bezig te zijn. Bijvoorbeeld door te associëren, een belangrijke techniek bij improvisatie. Ook het werken met dialogen leert kinderen om op een andere manier naar een tekst te kijken en deze te begrijpen. Wat kun je doen met je intonatie, tempo, volume om je tekst over te brengen? Wat wil je personage eigenlijk zeggen? Op welke manier ontstaat er een conflict in de dialoog?
Meer informatie over het inzetten van dialogen in de dramales, vind je hier.
Een paar oefeningen uit onze lesmethode waarin drama wordt gekoppeld aan taal:
Voorstelrondje met bal
De leerlingen bedenken een allitererend bijvoeglijk naamwoord bij hun voornaam, dat bij hen past. Bijvoorbeeld Vrolijke Vera. De leerlingen staan in de kring. Wanneer ze de bal aangegooid krijgen, zeggen ze deze naam.
Bal met woord
De leerlingen staan in de kring. Je zegt een willekeurig woord en gooit de bal naar een leerling. Deze leerling associeert een woord op het door jou genoemde woord en gooit de bal naar de volgende. Op deze manier blijft de bal in beweging waarbij telkens geassocieerd wordt op het laatstgenoemde woord.
Rijmsoep
De leerlingen staan in de kring. Gezamenlijk roeren jullie in een denkbeeldige toverpot. Vind hierbij met elkaar één ritme. Je noemt nu een ingrediënt dat je in de toverdrank gooit, bijvoorbeeld “kikkerdril”. De volgende heks in de kring voegt nu een ingrediënt toe, ook beginnend met een “k”, bijvoorbeeld “kersenpit” of “klappertand”. Ga de kring rond, waarbij iedere heks een woord met een “k” toevoegt. Herhaal dit een aantal maal met telkens een andere beginletter.
Zin voor zin
De leerlingen zitten in tweetallen tegenover elkaar. Zij vertellen een verhaal waarbij ieder om de beurt een zin zegt. Stimuleer de leerlingen om elkaar te verrassen door rare wendingen in het verhaal te bedenken. Je geeft hen een beginzin ter inspiratie, bijvoorbeeld “toen ik vanochtend wakker werd…” Vraag de leerlingen na een aantal minuten een einde aan hun verhaal te maken.
Variatie: Je kunt deze oefening ook woord voor woord doen.
Signalement
De leerlingen zitten in de kring met de ogen dicht. Eén leerling houdt de ogen open en beschrijft iemand uit de kring aan de hand van uiterlijke kenmerken. De leerlingen met de ogen dicht luisteren naar het verhaal. Wanneer iemand denkt te weten over wie het gaat, mag deze leerling de vinger opsteken en raden wie beschreven wordt.
Tip: Spreek met elkaar af dat er alleen positieve dingen over iemand gezegd mogen worden.
Wil je graag zelf ontdekken welke mogelijkheden er zijn om met taal aan de slag te gaan in je dramales? Boek dan onze teamtraining ‘Taalontwikkeling in de dramales’